De bouwsector en de overheid zetten steeds sterker in op circulaire granulaten als alternatief voor primaire granulaten. Niet alleen omwille van duurzaamheid, maar ook door de afnemende beschikbaarheid van primaire materialen. Pieter Keppens, Unit Manager bij COPRO, legt uit hoe certificatie van verschillende types circulaire granulaten, afhankelijk van hun toepassing, vertrouwen in hun kwaliteit creëert.
In Vlaanderen wordt jaarlijks zo’n 15 miljoen ton bouwpuin gerecycleerd tot granulaten met een recyclagepercentage van meer dan 98 %. In de meeste gevallen worden deze menggranulaten of betongranulaten in de funderingen van wegen en industriële gebouwen ingezet.
Het algemene doel is hoogwaardige reststromen zoveel mogelijk circulair of in hoogwaardige toepassingen te gebruiken", verduidelijkt Pieter Keppens.
Zo certifieert COPRO het betongranulaat A+ met het BENOR-kwaliteitslabel dat circulair in beton hergebruikt wordt. Zo wordt een oud beton opnieuw in een nieuw beton verwerkt, in plaats van recyclage van betongranulaten in een fundering. Ook de hoogwaardige zandfractie, geproduceerd bij het breken van beton tot betongranulaat, kan binnenkort ook in nieuw wegenbeton volgens standaardbestek 250 hergebruikt worden.
Door andere kwalitatieve granulaten zoals menggranulaat of andere circulaire materialen in funderingslagen van wegen te gebruiken, komen betongranulaten ook meer beschikbaar voor een circulaire toepassing in beton. Na verwerking van secundaire bouwstoffen, zoals bodemassen, spoorwegballast en non-ferro slakken in een geschikte installatie, certificeert COPRO de milieuhygiënische en bouwtechnische kwaliteit van deze granulaten. Deze worden steeds vaker hoogwaardig ingezet in funderingen van wegen en zelfs toepassingen in beton of asfalt.
Een mooi voorbeeld van een 100 % circulaire toepassing: asfaltgranulaat, dat vrijkomt bij het affrezen van oude asfaltlagen, wordt circulair hergebruikt in de productie van nieuwe asfalt, goed voor meer dan een miljoen ton COPRO-gecertificeerd asfaltgranulaat per jaar.
CIRCULAIR ZAND ALS ANTWOORD
Daarnaast worden vervuilde bodem en gelijkaardige afvalstromen gereinigd tot jaarlijks meer dan 260.000 ton fysico-chemisch gereinigd zand dat opnieuw in de bouw wordt ingezet. Naast duurzaamheid speelt daarbij ook het dreigende tekort aan zand een rol. "De zandwinning uit de Noordzee is beperkt omdat dit zand essentieel is voor onze kustverdediging”, zegt Pieter Keppens. Bovendien lopen veel exploitatievergunningen van zandgroeves in Nederland en Duitsland af, wat de beschikbaarheid van nieuw zand voor de bouw in de komende jaren verder beperkt.
De oplossing? Circulair zand uit bodem en afvalstromen dat is gecertificeerd voor zowel milieuhygiënische als bouwtechnische eigenschappen. Pieter Keppens: "Hier ligt de sterkte van COPRO. We certificeren niet alleen in het kader van de milieuwetgeving, maar ook wat betreft de bouwtechnische geschiktheid voor specifieke toepassingen in de bouw."
SAMENWERKING DOORHEEN DE KETEN
Samenwerking tussen verschillende partijen is de sleutel voor een succesvolle circulaire aanpak. "Het ecosysteem moet zowel upstream als downstream goed functioneren", legt Pieter Keppens uit.
“Dit betekent dat producenten van circulaire granulaten, private en publieke opdrachtge-vers, aannemers én certificatie-instellingen samenwerken om circulaire bouwstoffen zo hoogwaardig mogelijk in nieuwe bouwprojecten in te zetten.”
Het VLAIO-project Living Lab Circulair Beton zet zo in op het gebruik van circulair beton in Vlaanderen en onderzoekt hoe de vraag en het aanbod van circulair beton verder op elkaar afgestemd kunnen worden. Als certificatie-instelling voor circulaire materialen neemt COPRO actief deel als partner en heeft zo samen met andere certificatie-instellingen het ‘innovatie-attest’ ontwikkeld.
Het innovatie-attest bouwt een pragmatische tussenstap tussen nieuwe innovatieve producten en certificatie van genormaliseerde producten. Zo kunnen innovatieve bouwproducten en -systemen, bijvoorbeeld circulaire materialen, sneller en met vertrouwen in bouwprojecten worden ingezet.
Dit artikel verschijnt ook in GROND/WEG/WATERBOUW (B) 2025-03
